
Van de bergen rijden we naar de kust, wat in dit geval nog geen 30 km is. De noordkust van Spanje is vergelijkbaar met die van Bretagne. Net zoals daar klapt de oceaan tegen het land aan en hapt er stukken uit. Hoge ruige kliffen met tientallen meters eronder de zee die ertegen aan klotst of beukt. Het echte beuken is meer in de winter, nu is het soms zelfs kabbelen. Als we bij de Pufones de Pria zijn zou de zee door de gaten in het land naar boven moeten komen, alsof het geisers zijn. Maar ondanks dat het behoorlijk waait en de zee onstuimig is, ziet het er bij lange na niet uit zoals het in de winter zou moeten zijn. Denk niet dat wij dat ooit gaan zien, want in de winter is dit de natste plek van Spanje en regent het bijna alle dagen. Wat mij betreft ga je er voor je lol niet heen.
Ondanks dat we de geisers moeten missen genieten we op en top. Door het vochtige milde klimaat is het bijna tropisch en dat zie je in de vegetatie. Het doet me aan Nieuw Zeeland of Thailand denken. Varens, eucalyptus, palmen, veel, weelderig en groener dan groen. De kliffen nodigen uit om op te wandelen, wat veel gedaan wordt, ook door ons. Voor campers een walhalla, want er zijn zoveel prachtige plekken waar we vrij mogen staan. Iedere avond zee en groenzicht, dat verveeld niet.
Doordat dit best een uithoek van Europa is zijn er voornamelijk Spaanse toeristen, die de hitte van het binnenland ontvluchten. Hier is het goed uit te houden met 22-24 graden, al maakt de luchtvochtigheid het soms warmer. Veel dorpjes hebben wel iets van de cinqterre (die oh zo prachtige, maar oh zo drukke dorpjes in Italië). Ontstaan bij natuurlijke havens en vanuit die havens omhoog gebouwd. Kleurrijke huisjes, gericht op de zee, met in het middelpunt van restaurantjes en boulevard. Minder gelikt dan Italië, maar authentieker. Als een dorpje aangeprezen wordt in de reisgidsen wordt het direct platgelopen, maar verder is het hier, zo in het hoogseizoen, heel goed te doen. Gezellige drukte, precies goed. Dat wat platgelopen wordt laten we links liggen. Wij pakken die andere plekken mee. Vuurtorens, kerkjes op groene velden bovenaan de klif, baaitjes met wit zand. Vissersdorpjes die door hun gestapelde stenen muurtjes en liefelijke huisjes ook in zuid Engeland hadden kunnen liggen.
En zo kruipen we langs de kust, want we hoeven niets. Als het ons bevalt dan blijven we en zo niet dan hobbelen we weer een klein stukje verder. Heerlijk. Zo zitten we ineens ongepland op het strand. We zijn niet zo van die strandgangers, maar deze lonkte. De slaapplaats bij een uitzichtplek voelde niet goed en net voor het donker waren we erheen gereden. Wat een goede beslissing, niet alleen hadden we een rustige nacht, maar zaten we de volgende ochtend wakker te worden op onze stoeltjes met onze voetjes in het zand. Spanjaarden zijn zonneaanbidders, buitenmensen en picknicken graag. Het land nodigt het ook uit natuurlijk. En hier ook, stoeltje, parasol, koelbox mee en lekker zitten. Een lekker gemoedelijk en rustig sfeertje en het is goed toeven. Totdat de zon te heet wordt en we moeten verplaatsen naar de cervezeria met picknickbanken in het gras. Je snapt het, dit hebben we nog een dag gedaan.
De playa de Silentio is er inderdaad een om stil van te worden. Van bovenaf zie je het al, aan een kant ingesloten door een hoge komvormige rots, aan de andere kant losse grillige rotsen die boven de zee uitsteken. De zee kristalhelder blauw, rustig en zacht ruisend als het op de stenen van het strand aankomt. De stenen zijn lichtroze, wat past bij het serene sfeertje. Om hier te komen moet je een stuk door tropische groen lopen, wat het plaatje afmaakt. We waren er vroeg, en genoten van de stilte en de pracht. Wauw.
Oviedo, Gijon en Aviles zijn drie steden die bij elkaar liggen. Wij kiezen de kleinste uit, Aviles, en dat bleek een goede keuze. Een studenten, haven-en arbeiderstad, met een goed bewaarde gebleven middeleeuws stadscentrum. Rauw, romantisch, sfeervol en levendig. In plaats van bier zijn het de Sidra appelcider, glazen die gevuld worden. Het wordt van hoog af ingeschonken, zodat het nog bruist als je het in een teug achterover drinkt. Wij vinden het zo zo, het smaakt toch een beetje naar overrijpe appels. Maar als je de chorizo erin klaarmaakt zijn we er wel voor te porren.
Tegenover het rauwe en romantische ligt het moderne, letterlijk in dit geval. Aan de andere kant van de rivier ligt het Niemeyer centre, een cultureel centrum, ontworpen door Oscar Niemeyer, een bekend Braziliaanse architect. Tijdens de opening was hij 103! Echt onder de indruk zijn we niet van het complex, wat ons betreft had het gedurfder gemogen. Maar wat ik wel echt mooi vind is dat de Spanjaarden architectuur weten te beoordelen op hun waarde en dat ze geld uitgeven aan cultuur, theater, kunst en ontwikkeling. Op zoveel plekken zijn prachtige gebouwen ontwikkeld of bewaard gebleven. Musea is goedkoop en vaak zelfs gratis. Ieder gehucht heeft een sportcentrum waar sporten betaalbaar is. Chapeau.
En het kan niet anders, hier staat vis op het menu. En in dit geval met name schaal, schelp en pulpo. Schelpen in alle soorten en maten, van hele kleine schelpjes waar je met een prikkertje het hapje eruit vist, de venusschelpen, kokkels, scheermesjes en de bekende Sint Jakobsschelp. Krab, kreeft en oesters. Natuurlijk de pulpo, de de gegrilde inktvis met olie en paprikapoeder. Maar het meest bijzondere is de percebes, oftewel de eendenmossel. Het ziet er helemaal niet appetijtelijk uit, namelijk als een poot van een dier, maar het is familie van de krab. Het groeit aan de rotsen op die plekken waar de zee het wilds is. Ze moeten met de hand geplukt worden en dit maakt het een levensgevaarlijke klus, waarbij er ieder jaar wel een paar vissers zijn die letterlijk door de zee tegen de rots doodgeslagen worden. Dit verklaart de prijs, tussen de 100 a 130 euro per kilo. De vis wordt duur betaald, aan beide kanten. Desondanks staat het hier op iedere kaart en wordt het veelvuldig gegeten. Wij slaan even over.
De Galiciërs zijn een apart volkje, Ceasar zei het al. Ze hebben hun eigen taal en de Keltische cultuur is belangrijker dan de Spaanse. Hier geen flamingo maar doedelzakken, geen Spaanse tegeltjes maar Keltische kruizen. Ze voelen zich verbonden met Schotland en Ierland, ook nog steeds Keltisch gebied.
Hoe verder we naar het westen rijden, hoe bewolkter het wordt. De zeedamp trekt eerst alleen in de ochtend op, maar op een gegeven moment blijft het bijna de hele dag. Ik stel me zo voor dat ze in de winter hier helemaal geen hand voor ogen zien.
De playa de catedrales moet mooi zijn, zo mooi dat de busladingen hier stoppen en parkeerplaatsen P1 en P2 etc heten. Rotsen, kathedralen, die op het strand staan, in een afgezonderde baai. We geloven dat het mooi is, maar rijden door. Wij stoppen als we de surfers op de golven zien zitten, wachten tot de juiste komt. Een chill koffietentje met de juiste muziek maakt het af. Zo af, dat als we 40 km verderop de was doen, besluiten om terug te rijden om daar dat koude biertje te pakken. En omdat we er direct naast slapen, ook de koffie in de ochtend. Helaas wordt de zeedamp nu zo heftig dat je het vocht kan pakken en besluiten we door te steken, naar de westkust van Spanje, waar de zon schijnt. Niet makkelijk om deze kust achter te laten, want goh, wat was ze fijn voor ons. Zo fijn, dat het woord omkeren ook nog op tafel is gekomen. Maar doorgaan heeft gewonnen.







Reactie plaatsen
Reacties